Nieuwe geopolitieke wind in het Midden-Oosten: kans of gevaar?
In een onverwachte diplomatieke wending heeft een invloedrijke Westerse leider recentelijk gesprekken gevoerd met de nieuwe Syrische interim-president, een man die ooit bekend stond als leider van een radicale militante beweging. De ontmoeting vond plaats tijdens een strategische vredestour door het Midden-Oosten en had als doel het openbreken van vastgelopen internationale verhoudingen.
Tijdens deze ontmoeting werd aangekondigd dat de langdurige economische sancties tegen Syrië zouden worden opgeheven, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De beslissing creëert een historisch momentum om allianties in de regio te herzien en mogelijke stabiliteit te bevorderen. Voorheen stond Syrië bekend als een bondgenoot van zowel Iran als Rusland. Deze nieuwe ontwikkeling kan hun invloed sterk beperken, vooral nu buitenlandse energievoorziening en militaire aanwezigheid onder druk staan.
Toch zijn er terechte zorgen. Minderheidsgroepen zoals Alawieten, Druzen en christenen zijn de afgelopen jaren slachtoffer geweest van grootschalig geweld. De vraag rijst of een voormalige jihadist werkelijk kan transformeren tot een betrouwbare staatsman. Kan iemand met zo’n verleden daadwerkelijk zorgen voor vrede en inclusiviteit?
Hoewel de interim-regering enkele hoopvolle signalen heeft afgegeven – zoals het benoemen van vrouwen en minderheden – blijft de scepsis groot. De herinnering aan de daden van het voormalige regime en de extremistische netwerken die nog steeds actief zijn, werpen een schaduw over de toekomst.
Internationale nieuwsorganisaties melden feestvierende menigten in Damascus na de aankondiging van het opheffen van sancties. Het Syrische volk snakt naar wederopbouw, economische verlichting en stabiliteit – een ambitie die tot wel 400 miljard dollar aan investeringen zou vergen. Toch is er sprake van een wankel evenwicht. Westerse diplomaten benadrukken dat vertrouwen pas hersteld kan worden als er openheid komt over verdwenen personen, waaronder Amerikaanse burgers, en als radicale invloeden uit Syrië worden geweerd.
Een belangrijke diplomatieke adviseur van de Westerse regering onderstreepte tijdens een recent seminar dat samenwerking alleen mogelijk is als Syrië zich actief inzet voor terrorismebestrijding, het verwijderen van buitenlandse milities, het afzweren van chemische wapens en het streven naar verzoening met buurlanden. Er werd expliciet verwezen naar de wens dat Syrië de normalisatie met Israël omarmt via een internationaal vredesakkoord.
Ook benadrukte men het belang van gerechtigheid voor oorlogsmisdaden, zoals het geweld in Latakia, dat deels werd toegeschreven aan overblijfselen van het vorige regime en aan Iraanse invloeden. Een mogelijk partnerschap vereist dat de nieuwe machthebbers laten zien dat ze daadwerkelijk een andere koers varen.
Sommigen zien in deze ontwikkeling een vorm van pragmatisch beleid: geen goedkeuring van het verleden, maar een kans om een oude vijand in een nieuwe realiteit te plaatsen. Als Syrië daadwerkelijk loskomt van zijn extremistische en autoritaire verleden, zou dat een geopolitieke overwinning zijn die de balans in het Midden-Oosten blijvend zou kunnen veranderen.
Maar dat is een grote “als”.